Ooit was ie getrouwd, vertelt hij me tijdens een kwebbeltje.
Met Fientje, het liefste meissie van Noord. Mán-man-man wat was tie groos met
d’r.
Drie jaar later, in ’68, overleed ze. In het kraambed van hun te vroeg geboren kind.
Drie jaar later, in ’68, overleed ze. In het kraambed van hun te vroeg geboren kind.
‘Een jochie… ach-ach
buurvrouw, zó klein was tie…’ zijn grote kolenschoppen wijzen een kleine dertig
centimeter aan. ‘…Jopie, zo zou ie heten als het een jongetje was…’
Het kind was vlak na zijn moeder gestorven.
Het kind was vlak na zijn moeder gestorven.
Ik val stil. Wat moet je zeggen op zoveel leed in een
notendop.
‘Daarna ben ik d’r nooit meer an begonnen. D’r is een grens
an hè, wat een mens ken verstouwen. Maar hiero…’ hij klopt op zijn linkerborst,
‘Hiero zitten ze nog altijd. Allebei.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten