‘Ik droomde vannacht dat ik zoende met een andere vrouw,’
zegt hij als hij koffie inschenkt.
Ik roer zachtjes door de pan met schuimig ei. ‘Met wie dan?’
‘Geen idee, maar ik was heel verliefd.’
‘En wat vond ik daarvan?’
‘Jij was er niet bij. Je bestond überhaupt niet.’
Ik draai het gas lager. ‘Wat gek. Ik droom nooit dat jij
niet bestaat.’
‘Bizar hè? Ik wil je echt niet kwijt hoor.’
‘Maar het was dus wel een fijne droom?’
‘Ja. Ben je nou boos?’
‘Tuurlijk niet, dromen staat vrij,’ zeg ik en giet het zoutvaatje leeg boven zijn perfect gestolde roereitje.