‘Zeg je nog wel een gebedje voor oma?’ Mijn moeder kwam me - uiteindelijk toch - instoppen. Ik was vijf. En boos, allesverzengend boos. Op iedereen en vooral op mijn moeder die me voor straf naar bed had gestuurd.
‘NEE!’ riep ik dan ook hevig snikkend, zekerheidshalve toch maar gevolgd door een driftig ‘ONZELIEVEHEER MAAK OMA BETER!’
Ik betwijfelde sterk of onzelieveheer zo’n wan-gebed wel zou verhoren. Of misschien, voor straf, juist niet.
Met verstikte stem wekte mijn moeder me ’s ochtends. ‘Nou heb jij gisteravond nog wel zo goed gebeden…en nu is oma toch dood’.
En ik dacht: Zie je wel…
‘NEE!’ riep ik dan ook hevig snikkend, zekerheidshalve toch maar gevolgd door een driftig ‘ONZELIEVEHEER MAAK OMA BETER!’
Ik betwijfelde sterk of onzelieveheer zo’n wan-gebed wel zou verhoren. Of misschien, voor straf, juist niet.
Met verstikte stem wekte mijn moeder me ’s ochtends. ‘Nou heb jij gisteravond nog wel zo goed gebeden…en nu is oma toch dood’.
En ik dacht: Zie je wel…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten